Inleiding
“Vrouwen, zwijnen en schelpen”, de titel van dit eerste deel is afgeleid van het boek van Glasse & Megitt uit 1969 en geeft kort en bondig de maatstaven aan waarmee in de hooglanden van Papua Nieuw Guinea iemands rijkdom werd gemeten. De samenhang is ook duidelijk: de vrouwen verrichtten het werk en brachten de zwijnen groot, waarmee de mannen kina konden kopen. Kina op hun beurt waren weer noodzakelijk om een bruidsprijs te kunnen voldoen om een vrouw te kunnen trouwen.
De stukken die in de beide delen van dit boek worden beschreven hebben allemaal in ruime zin gediend als betaalmiddel.
Het eerste deel van het boek (Oceanië, Azië en Afrika) beperkt zich tot betaalmiddelen in enge zin. Als stukken eigenlijk prestige-objecten of sieraden zijn, naast vaak een rol als waardevol ruilmiddel, maar in de literatuur vaak vermeld worden als primitief geld of in de literatuur ter discussie staan, zijn ze niet onder de betaalmiddelen opgenomen, maar in de separate appendix bij ieder hoofdstuk.
Het tweede deel (Amerika, Europa, grafgiften en gewichten) behandelt naast betaalmiddelen in enge zin ook met het onderwerp samenhangende voorwerpen: grafgiften en gewichten. Een aantal van de hieronder vallende voorwerpen hebben zelf ook als betaalmiddel in enge zin gediend, bij de grafgiften bijvoorbeeld de barava’s en de loloi. Bij de gewichten hebben gambar, Togo-stenen en (volgens sommigen) opiumgewichten als betaalmiddel gediend.
Een aantal objecten, welke worden beschreven, zijn zelf geen betaalmiddel in enge zin geweest, maar spelen een belangrijke rol bij de gebruikte betaalmiddelen (zoals het wegen van zilver of goud), bijvoorbeeld de goudgewichten uit Nederland en van de Ashanti, of hangen nauw met de betaalfunctie samen, zoals de betaling voor de reis naar het hiernamaals of de hulp in het hiernamaals, zoals de Egyptische votiefbeelden en de Nok-beelden. Er is voor gekozen ook deze laatste categorie, de grafgiften, wel op te nemen, maar in een apart hoofdstuk.